SNOEIPROJECT VAN SIENIS GEURTS

Sienis Geurts van Betuwshoogstamfruit is geboren in Kesteren in het jaar 1963.

Geboren en opgegroeid op de Lede in Kesteren, een wijk welke ingesloten werd door grote hoogstam boomgaarden met klinkende namen als “De Hoge Wei” en de “Holle Bongerd”, prachtige grote hoogstam boomgaarden die nu al lang verdwenen zijn.

Op zijn 14e ging hij op zaterdagen en in vakanties al met zijn vader mee fruit plukken in de hoogstamboomgaarden van de familie van Capel in Kesteren en al snel begon hij met zijn eerste snoeiwerk.

Op zijn 16e is hij gaan werken bij een fruitteeltbedrijf in Kesteren en op zijn 21e besloot Sienis zijn eigen bedrijf te starten en zelf hoogstamfruit te gaan telen en daarnaast, voor andere mensen hoogstam fruitbomen te gaan snoeien.

Door het verloop van jaren is thans het telen van fruit door Sienis beperkt tot een paar hectaren maar is de tak van zijn bedrijf op het gebied van snoeien en beheren van hoogstamfruitbomen uitgegroeid tot de belangrijkstebedrijfsactiviteit.

Samen met de medewerkers van zijn bedrijf Betuwshoogstamfruit snoeit Sienis enkele duizenden oude en jonge hoogstam fruitbomen per jaar en planten zij jonge en oude hoogstam fruitbomen aan.
Tot de opdrachtgevers van Betuwshoogstamfruit behoren vele particulieren door half Nederland heen maar ook instanties als Staatsbosbeheer, Waterschap Rivierenland, de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer “Lingestreek” en een aantal gemeenten in en om het Rivierengebied, waaronder de gemeenten Buren en Nijmegen.

Ook organiseert Sienis Geurts diverse cursussen op het gebied van snoeien en geeft hij voor o.a. het IPC Groen, Steunpunt Hoogstamfruit, Nationaal Fruitpark Ochten en Helicon snoeicursussen.

Met als achtergrond zijn schat aan praktijk ervaring op het gebied van de hoogstam fruitboom is hij ook gevraagd zijn medewerking te verlenen aan het tot stand komen van het Handboek Hoogstamfruit en maakt Sienis deel uit van het Kennisnetwerk Hoogstamfruit.

Mijn visie op hoogstamfruit.

Mensen die mij kennen weten dat ik een bijzonder uitgesproken visie heb op hoogstamfruit.

Uitgangspunt in deze visie is dat we, ondanks alle mooie en romantische beelden die we hebben en kunnen vormen bij hoogstam fruitbomen, in oorsprong te maken hebben met een oude tak van landbouw cultuur, namelijk de teelt van fruit en wel die aan grote bomen op een hard groeiende onderstam.

De fruitteelt heeft in West-Europa zijn oorsprong heeft in de middeleeuwen en de teelt van fruit aan hoogstam bomen heeft in de Betuwe zo rond 1850 een enorme vlucht heeft genomen.

Die “vlucht” of toename in de 19e eeuw heeft er mede voor gezorgd dat bij vele generaties het beeld is ontstaan van grote hoge fruitbomen vol bloemenpracht en overdadige vruchtdracht. Restanten van die aanplanten uit de 19e eeuw zijn er zelfs nog sporadisch te vinden!

Met als achtergrond een professionele teelt van fruit, snoei en beheer ik de hoogstam fruitboom en hoogstamboomgaard.

Dit betekent niet dat ik de techniek en teeltwijze van de 19e en 1e helft 20e eeuw hanteer maar wel dat ik deze als basis beschouw van het snoeien en beheren van de hoogstam fruitboom, aangevuld met de nieuwste methoden en technieken op het gebied van fruitteelt.

Kortom een samensmelting van ervaring, ontwikkeling en visie!

Bij het beheren van oude hoogstamfruitbomen speelt de vruchtdracht, dat wil zeggen het fruit dat de boom produceert, in mijn visie een belangrijke rol.

Het produceren van zoveel mogelijk fruit is voor de meeste eigenaren geen streven, en ook in mijn visie op de instandhouding van een hoogstam fruitboom niet.

Wel van belang is het om te weten dat fruitproductie, en met name een regelmatige, een grote rol speelt in het zo goed mogelijk beheren van de fruitboom.

Een regelmatige vruchtdracht( lees fruitproductie) zorgt ervoor dat de boom beheerst groeit, met als gevolg niet teveel jaarlijks snoeiwerk.

Verder zorgt een regelmatige productie ervoor dat de fruitboom ieder jaar mooi bloeit!

Als er geen goede samenhang tussen fruitproductie, snoei en groei is, dan begint de hoogstam fruitboom zijn bijzondere waarde te verliezen omdat deze bij voorbeeld maar 1 x in de 2 jaar mooi bloeit en overdadig veel kleine vruchten produceert, waarbij er dan vaak ook nog grote takken uit de boom breken.

Ook kan het zijn dat door een verkeerde snoei de boom al helemaal bijna nooit bloesem en vruchten heeft en daarnaast ook nog veel snoei- en opruimwerk kost.

Kortweg kan worden gesteld, dat bij een goede en regelmatige snoei, de hoogstam fruitboom met betrekkelijk weinig werk en kosten in stand kan worden gehouden met als resultaat een boom met een prachtig silhouet in de winter, een bijzonder rijke bloesempracht in het voorjaar en een leuke maar niet overdadige fruitproductie in de zomer of herfst.

Groei en productie behoren in evenwicht te zijn , alsmede de hoeveelheid aan werk en kosten om de boom langdurig te beheren en in stand te houden.

Snoeien van hoogstamfruitbomen is niet iets wat je zo maar even leert.

Ieder ras van appel, peer of pruim vraagt om een andere snoei, van belang is het om te herkennen wat de groeiwijze van een fruitboom is en daarnaar te snoeien.

Een aantal appel rassen heeft een hangende groeiwijze, heel herkenbaar is de groeiwijze van bv. Sterappel of Zoete Bloemee, lange slappe en hangende takken met daaraan de bloesem en vruchten, bijzonder bomen met hun sierlijke ronde vormen.

Andere rassen daarentegen hebben een vrij steile en abstracte groeiwijze, voorbeelden hiervan zijn Goudreinette en de diverse Bellefleur soorten. Mooie robuuste bomen met sterk opgaand groeiende takken.

Het is aldus van belang om te snoeien met in het achterhoofd de groeiwijze van het betreffende ras. Het is niet belangrijk om te weten van welk ras de boom is die je wil snoeien, wel van belang is om te herkennen op welke wijze de boom zelf wil groeien.

Snoei je een Sterappel op de zelfde wijze als een Goudreinette, dan zal dit er op een gegeven moment voor zorgen dat de Sterappel weinig bloesem en vruchten meer geeft en tevens dat er het volgende jaar een veel te grote hoeveelheid werk aan snoeien en opruimen van snoeihout zal zijn.

Andersom, snoei je de Goudreinette als een Sterappel, dan zal dit er voor zorgen dat de boom maar 1x per 2 jaar produceert en bloesem heeft, met als gevolg in het drachtjaar een overvloedige oogst van kleine appels en brekende gesteltakken.

Ook zal de Goudreinette boom op den duur zijn vitaliteit verliezen en daardoor eerderkunnen afsterven.

2009

Verslag van het eerste snoeiwerk van de jonge hoogstam
fruitbomen op het Nationaal Fruitpark.
De vorm- en opbouwsnoei van jonge hoogstam fruitbomen.
Verslag van het eerste snoeiwerk van de jonge hoogstam fruitbomen op het Fruitpark.

Van jonge hoogstam fruitbomen mag worden gezegd dat deze tot ongeveer in hun 20e levensjaar in hun jeugdfase verkeren. In deze periode is het van groot belang dat de jonge hoogstam fruitboom een goede vorm- en opbouw snoei ondergaat om uit te groeien tot de grote volwassen hoogstam bomen die wij allen zozeer waarderen.

Op het Nationaal Fruitpark is mij de eer te beurt gevallen om 2 percelen met hoogstam aanplant te mogen snoeien, te weten 1 met hoogstam appelbomen en 1 met hoogstam perenbomen, welke voornamelijk uit stoofperen bestaat.

Zoals ik al eerder hierboven heb aangegeven is het niet zo van belang om te weten welk ras dat men gaat snoeien, reden waarom ik hier niet alle rassen, welke ik in dit project zal snoeien, ga vermelden. Iedere afzonderlijke boom op het Fruitpark is voorzien van een bordje, met daarop de rasnaam.

In het jaar van aanplanten heb ik bewust de keuze gemaakt om geen snoeiwerk aan de jonge bomen te doen. De aanplant van de betreffende bomen gebeurde pas laat in het voorjaar van 2008 en het is mijn ervaring dat als je fruitbomen laat in het voorjaar snoeit, de groeireactie gering is, terwijl voor de ontwikkeling en opbouw van jonge hoogstam fruitbomen een sterke groei noodzakelijk is, niet doen dus dat late snoeien, uitstel tot de volgende winter/voorjaar.

Aan het einde van de winter van 2008/2009 ben ik de aan mij toegewezen aanplant gaan snoeien.

Bij de snoei van jonge hoogstam fruitbomen is het van belang om de volgende stelling als uitgangspunt te houden:

“BANGE SNOEIERS MAKEN LELIJKE BOMEN!!”

Bijna alle hoogstam fruitbomen zijn en worden opgebouwd volgens de zgn. Bolkroon vorm. De bolkroon houd in dat het basisframe van de boom bestaat uit minimaal 2 min of meer loodrecht opgroeiende takken. We bekijken de jonge boom die we gaan snoeien eerst eens van meerdere kanten op de grond, een tak die van de ene kant bekeken verkeerd staat of in de weg zit, kan van de andere kant bekeken wel onmisbaar zijn. Pas na het van verschillende kanten een beeld vormen van de situatie, plaatsten we de trap of ladder.

Bij voorkeur bij jonge bomen een houten driepoot ladder of een aluminium trap voor buitenwerk, een zogenaamd quickie waaronder onder de 4 poten 2 aluminium dwarsliggers zijn bevestigd waardoor het wegzakken in de bodem en het kantelen van de trap, als we daarop staan te snoeien, voorkomen wordt.

Als eerste nemen we die takken weg die van de ene kant van de boom, dwars door de kroon heen, naar de andere kant van de kroon groeien.

Vervolgens nemen we schurende en eventueel door het transport, of het rooien van de boom op de kwekerij, erg beschadigde takken weg. Daarna gaan we kijken welke opgaande takken er geschikt zijn om als basis te dienen voor de uiteindelijke kroon en boomvorm.

Voor de uiteindelijke kroon hebben we bij appel minimaal 2 maar bij voorkeur 3 of zelfs 4 omhoog groeiende takken nodig, liefst in een stand waarbij deze takken iets naar de buitenzijde van de kroon nijgen. Bij peer, pruim en ook kers kunnen zelfs al 2 takken voldoen om de uiteindelijke kroon te vormen. We zoeken dus een paar takken uit welke we geschikt achten om de kroon te vormen en knippen deze takken fors in op een oog of bladknop welke aan de buitenzijde van de tak zit.

Dit forse inknippen, van minimaal 40% van de lengte van de tak, gebeurt om de hergroei te bevorderen.

De keuze van het oog of de bladknop aan de buitenzijde wordt gemaakt omdat ik wil dat de te ontstane hergroei naar de buitenkant van de boom plaats vind, en niet naar binnen. Groei naar binnen gericht maakt de boom compact, klein en dicht.

Groei naar buiten gericht zorgt voor brede opgaande kronen welke straks mooie grote bomen zal geven.

De omhoog groeiende dunne takjes die we nodig hebben voor de kroonopbouw en welke dunner zijn in doorsnede dan een cm., knippen we dit jaar nog niet in om de simpele reden dat de gewenste groeireactie hier niet zal ontstaan, des te dikker de tak die men doorknipt of zaagt, des te sterker zal de groeireactie zijn…..

Overige lange takken, welke langer zijn dan de lengte van de snoeischaar, en die misplaats zijn in de kroon, zoals te dicht bij een tak staan die we wel aanhouden of naar binnengroeien, halen we in het geheel weg.

Ik ga er vanuit dat thans het “Bange snoeiers maken lelijke bomen” beter te plaatsen is…….

Voor het overige kijken we ook nog even of er opschot aan de stam is ontstaan of wortelopslag uit de grond, en snoeien we dit ook weg. Nog beter is het om eventuele uitlopers op de stam in het voorjaar/zomer met je duim weg te wrijven of poetsen. Dit zal minder hergroei reactie geven in het volgende jaar en laat de boom er gedurende de zomer er ook netter en verzorgder uitzien.

Verder gaan we geen takken uitbuigen met touwtjes of met bamboe stokken in een bepaalde stand zetten, uitbuigen verzwakt de groei en verhoogt de vruchtbaarheid welke ten koste gaan van de groei. Jonge hoogstambomen worden alleen maar groot door groei en snoei, een te vroege vruchtbaarheid zorgt voor het doorzakken van gesteltakken waardoor de lengtegroei van deze takken stopt en de jongen bomen op een gegeven moment meer gelijkenis gaan vertonen met Bonsaibomen dan met jonge hoogstam fruitbomen….

Tot zover een verslag van het eerste snoeiwerk aan de fruitbomen op het Nationaal Fruitpark.

Verslag van werkzaamheden en bevindingen 9 juni 2009.

Vandaag  vond ik het tijd om weer een aantal werkzaamheden aan de aanplant op het Nationaal Fruitpark te doen.

Ik nam aan de bomen waar dat deze te lijden hadden aan de vrij droge periode welke we de afgelopen tijd hebben gehad, alle inspanningen ten spijt van de medewerkers van de fam. Peters om de bomen van water te voorzien.

Aan de bomen was duidelijk waarneembaar dat bij een groot aantal scheuten de (lengte) groei al was afgesloten.

Ook was er tijdens het dunwerk aan de kleine vruchtjes, vreetschade van de rups van de wintervlinder waarneembaar, dit jaar door geheel Nederland veel te zien.

Vandaag heb ik wortelopslag alsmede stamopschot bij de appel- en perenbomen verwijderd.

Ook was het nodig om bij een aantal appelbomen welke met een te groot aantal vruchten bezet waren,  ca. 80% van deze nu nog kleine vruchten, te verwijderen.

Het dunnen  heb ik gedaan omdat deze grote hoeveelheid vruchten een te groot negatief effect hebben op de groei van de jonge bomen.

Een dergelijke hoeveelheid vruchten onttrekken teveel energie aan de boom waardoor de lengtegroei van de nieuwe scheuten teveel achterblijft of stil valt.

Ook zorgt een te vol behang met vruchten voor het doorzakken van gesteltakken waardoor ook de groei van de betreffende gesteltak afneemt of wordt stil gezet.

Het verwijderen van de vruchten bij appel, peer en pruim noemt men in het vakjargon “dunnen”, bij druif noemt men dit “krenten”.

Het “dunnen” van fruit gebeurt om meerdere redenen.

Vruchtdunning zorgt allereerst voor grotere en smakelijker vruchten.

Voorts zorgt tijdige vruchtdunning voor het voorkomen van een zogenaamd “beurtjaar”. Een aantal appel- en perenrassen is gevoelig voor een volle vruchtdracht.

In dezelfde tijd dat appels en peren uit moeten groeien tot volwaardig fruit, maakt de appel- en perenboom nieuwe gemengde knoppen aan voor het volgende seizoen.

Een aantal rassen bij appel en peer is dermate gevoelig voor een volle vruchtdracht dat deze daardoor niet voldoende energie kunnen vrij maken voor het vormen van nieuwe gemengde knoppen. Dit verschijnsel noemt men in de fruitteelt een “beurtjaar”.

Het dunnen bij pruimen gebeurt bij professionele telers al voor de eerste keer in de bloei, later volgt er nog een keer een hand dunning, met de vingers worden vruchten van de steel af gedund. Van dit dunwerk wordt al vanouds schertsend gezegd dat je dit het beste door je grootste vijand kan laten doen….

Niet zozeer omdat je een vreselijke hekel kan hebben aan dit monnikenwerk maar meer omdat deze persoon de enige is die er tenminste voldoende vruchten af zal dunnen…..

Bij appel wordt er door fruittelers ook vaak al in de bloei voor de eerste keer gedund waarna er ook nog weer een hand dunning volgt. Deze dunning kan met de vingers worden uitgevoerd of met een speciaal voor dit werk ontworpen dunschaartje waarmee je door de steel van de vrucht heen kan knippen, welke de beste dunmethode is.

Met uitzondering van het ras Gieser Wildeman, worden alle peren pas in juni gedund, nadat de natuur zijn dunningswerk heeft gedaan door de zgn. junirui, een gebeurtenis waarbij fruitbomen spontaan een aantal kleine vruchtjes laten vallen.

Factoren als groeiniveau, het weer, vochtvoorziening van de fruitboom spelen hierin een belangrijke rol.

Bij het stoofperenras Gieser Wildeman wordt soms al in de bloei gedund.

Gehele bloemclusters worden handmatig weggebroken om te voorkomen dat een uitbundige bloei, welke Gieser Wildeman vaak vertoont, een negatief effect heeft op de vorming van nieuwe gemengde knoppen voor het volgende jaar.

Einde verslag werkzaamheden van 8 juni 2009.

2010

Verslag snoeiwerk hoogstam appel- en perenbomen voorjaar 2010.

Allereerst is het voor het snoeien van de bomen van belang om duidelijk te krijgen hoe dat iedere afzonderlijke boom heeft gereageerd op het snoeiwerk van het afgelopen jaar.

Bij de meeste appelbomen was ten tijde van de snoei in 2009 een te laag groeiniveau aanwezig. Hier heb ik op ingespeeld door de betreffende bomen fiks in te snoeien, de opgaande gesteltakken zijn sterk ingesnoeid en de meeste overbodige takken zijn weggenomen.

De meeste appelbomen hebben hierop gereageerd met fiks wat groei.

Er is een verschil tussen de diverse appel- en perenrassen wat betreft de gevoeligheid voor vruchtboomkanker. Sterk gevoelig voor vruchtboomkanker zijn o.a. de appelrassen Goudreinette, James Greeves, Engelsche Bellefleur, Elstar en de perenrassen Doyenne du Comice en  Conférence.

Door een aantal maatregelen kan men de aantasting van gevoelige rassen beperken, o.a. door het kiezen van een juiste standplaats van deze rassen, te kiezen of zorgen voor een goed water  doorlatende bodem, en zeker door een “schone” boomgaard of tuin te hebben.
Schoon wil in dit geval zeggen dat het beter is om snoeihout waar aantastingen van vruchtboomkanker in voorkomen, af te voeren of te versnipperen danwel te verbranden.
Van op de bodem liggend versnipperd snoeihout gaan zo goed als geen nieuwe besmettingen uit omdat deze restanten behoorlijk snel vervallen in de bodem, van snoeihout welke op houtwallen of zgn. takkenrillen wordt geplaatst in of aan de rand van de boomgaard zeker wel.
Houtwallen en takkenrillen in de boomgaard vormen bronnen van besmetting en aantasting door o.a. vruchtboomkanker, bacterievuur, ook wel perenvuur genoemd en vormen tevens uitvalplaatsen voor oa. de fruitmot en de perenprachtkever.
De perenbomen heb ik verleden jaar erg kort ingesnoeid omdat er onvoldoende geschikte opgaande gesteltakken voorhanden waren.

De meeste bomen hebben hierop goed gereageerd enwel door het aanmaken van een fiks aantal hard opgroeiende scheuten.

Van deze scheuten heb ik er een aantal geselecteerd om de kroon mee op te bouwen en ik heb deze scheuten ingekort tot zon 10 à 15 cm en net boven een buitenoog doorgeknipt. Bij rassen welke een “hangende”groeiwijze hebben wordt boven een binnenoog doorgeknipt.

Bij de perenbomen welke verleden jaar al een aantal geschikte gesteltakken aanwezig was, heb ik de verlengenis op de opgaande gesteltak wederom ingesnoeid tot op zo’n 10 cm.

Ook hier zijn dwars door de kroon heen groeiende takken weggenomen en bij de horizontaal groeiende takken zijn de doorgezakte takken doorgeknipt op dat punt waar deze door het horizontale zijn heen gezakt. Als het groeipunt van een tak lager komt te liggen dan het inplantingspunt van de betreffende  tak dan neemt de lengtegroei van deze tak sterk af of stopt in sommige gevallen geheel. Dit is ook de reden waarom we bij jonge bomen de vruchten aan de horizontale takken grotendeels wegnemen. Deze vruchten zorgen er bij het uitgroeien voor dat de horizontale tak door de gewichtsbelasting gaat doorzakken of zelfs loodrecht naar beneden gaat hangen waardoor de groei van deze tak weg valt.

In het midden van de boom en aan de dikkere takken kunnen uiteraard wel vruchten blijven hangen.

Einde verslag snoeiwerk 2010